Reisagent voor avontuurlijke levenskracht. Beweeg, adem, speel en deel je vrij

Maand: september 2018 (pagina 1 van 1)

Ik wil niet meer bij jou wonen: systemisch kijken deel 2

Deel 2

“Ik wil niet meer bij jou wonen!”

Die zin heb ik eerder te horen gekregen. Nu zegt de jongste het als vijfjarige. Dezelfde woorden als oudere zus drie jaar geleden. Ik voel een andere lading. Ze zegt het niet boos of verdrietig zoals zus toen. Ik slik toch even en vraag dan waar ze wel wil wonen.

‘Ik wil ook niet bij papa. Opa’s, oma’s of tantes wonen. Ik wil nergens wonen.’
Wil je bij jezelf wonen?
‘Ik wil nergens wonen, ook niet bij mezelf.’
Wat betekent dat?
‘Dat ik niet wil leven’.
Oef, ik slik nog maar eens. Ik weersta de neiging om het af te doen en te zeggen dat wel overgaat of dat het leven toch leuk is. Op de vraag waar ze niet wil leven, antwoord ze het niet te weten. Waar ze wel zou willen leven dan? Als ze onder het bed wijst, vraagt ik wat daar fijn is. Misschien het donker of ongezien zijn. Ik zie haar denken en ik blijf verder stil.

Gedachten gaan door me heen.
Wat maakt dat ze dit zegt? Wat kan ik doen? Fijn dat ze het zegt. Ik zou willen dat ze wil leven. Komt het door India? Door de zwaarte die we soms voelen in het wennen? Maar ik laat ze allemaal weer gaan. Die gedachten hoef ik niet te geloven. Ik hoef alleen maar bij m’n meisje aan haar gevoel te zijn.

Na een hele tijd kijkt ze op. ‘Ik wil dat jij en papa niet boos doen tegen mij’. Liefje, dat zou je fijn vinden he. Zou je dan willen leven? ‘Het is eigenlijk niet waar, dat ik niet wil leven’. Ik knuffel haar en vraag of hoe het kwam dat ze dat zei. Die vraag is door haar (natuurlijk) niet te beantwoorden.

Systemische invalshoek: iedereen heeft een plek en hoort erbij
Ik pak opstellingen poppetjes en laat haar een poppetje voor zichzelf en een poppetje voor het leven kiezen. Ze kiest een enorm groot leven en zet zichzelf tegenover het leven. Ze voelt zich stevig, zegt ze. Langzaam laat ik haar meer kiezen. Papa en mama. Zelf wil ze zus, oma en haar broertje er ook bij.

Ze was bij aanvang deel van een tweeling, zagen we op de eerste echo. Het andere deel bleek een ‘vanished twin’. Maar zij heeft sterk het gevoel van verbondenheid, al vanaf heel jong. Ze is ook overtuigd dat het een broertje was. Nu moet hij dus in het veld. Dicht bij haar. Ze kiest een piepklein popje.

Tegen het einde blijkt er ‘iets’ bij het broertje te horen staan. Ze kiest er een poppetje voor.  ‘Dood, misschien’, denkt ze. Ineens raakt het beeld haar. Ze valt in tranen op bed. Ik pak haar op en samen kijken we naar het veld waar alles staat. Ik zeg dat iedereen en alles erbij hoort. Ook verdriet. Dan komt ze overeind en wil ook verdriet een plek geven, dan ook blijheid en boosheid. Ze kijkt en voelt. Ze zet zichzelf nog even anders neer, zodat ze ‘alles en iedereen kan voelen’.

Het leven staat vlakbij het poppetje dat haarzelf representeert en is als enige onberoerd. Het Isha-popje kijkt nog steeds naar het leven.

Het complete leven
Als ze de poppetjes opruimt, blijven zijzelf, broertje en het leven als laatste staan.
Dan pakt ze ook die op. Het is goed. ‘Zo is het fijn om te leven, mama’ en ze loopt naar haar stiften om verder te kleuren.

Wat er nou precies is veranderd, weet ik niet. Het gesprekje samen was fijn. Ze voelt zich gehoord met alles wat er bij haar is. En ik? Ik ben gelukkig met haar.
Augustus 2017

Sterven doe je niet ineens

De adem stokt in mijn keel van de tranen die daar klem zitten. Ik zit op mijn stapelbed met mijn benen over de rand. Met alle macht hou ik me overeind en maak geen geluid. Mijn moeder roept iets over de kleren die ik morgen aan moet. En de kamer moet opgeruimd. Mijn opa is vandaag gestorven.

De vader van mijn vader. Hij was oud. En ziek. Maar ja, dood? Ik ben een jaar of 10 en heb behalve met huisdieren en kennissen van mijn ouders nog niet eerder de dood dichtbij meegemaakt. Dat zal ook deze keer niet echt gebeuren. Ik merk aan alles dat het nu niet de tijd is om iets aan mijn ouders te vragen. Ook niet om te zeggen hoe geschokt ik ben en bang en verdrietig.

Ik draai me van de deur weg als ik voetstappen hoor

De tranen lopen over mijn gezicht en ik wil niet dat hij dood is. Maar de gewone dingen gaan door: iemand doucht, mijn ouders maken ruzie, mijn zusje loopt naar boven. Als iemand mijn kamer inloopt en me iets vraagt doe ik alsof ik al slaap om tijd te rekken. De vraag wordt herhaalt. Ik veeg tranen weg, knijp in mijn wangen zodat niet alleen mijn ogen rood zijn, en richt me maar half op. Kortaf geef ik antwoord en ga weer liggen met mijn gezicht naar de muur.

Ik vraag me af hoe het voor mijn vader is, dat hij geen vader meer heeft. Ik denk dat mijn moeder blij is van de zorg af te zijn. Ik hoor dat ze probeert aardig tegen mijn vader te praten. Zou hij pijn gehad hebben?

Ik hoor blijkbaar geen verdriet te hebben, dat heeft verder ook niemand in huis. Alles gaat door alsof er niemand dood is. Geen tranen, geen gesprekjes, geen stilstaan met een tekening of gedicht.

Op de rouwkaart komt later een gedichtje van Toon Hermans

Sterven doe je niet ineens,
maar af en toe een beetje
en alle beetjes die je stierf
’t is vreemd, maar die vergeet je
Het is je dikwijls zelfs ontgaan
je zegt: ik ben wat moe
maar op ’n keer dan ben je aan
je laatste beetje toe.

Ik lees en herlees het. Het is intrigerend, ik verhoud me er steeds iets anders toe. De maanden en jaren gaan voorbij. Dat gedichtje draag ik altijd bij me.

Dit overlijden is ook het startmoment voor het lezen van rouwadvertenties. Ik zit elke dag achter de bank met de krant op de grond en lees alle overlijdensberichten. Elk detail. De leeftijd, wie er achterbleef, hoe oud de achterblijvers waren, hoe lang boven de grond, en wat voor begeleidend tekstje erbij gekozen is. Soms kom ik hetzelfde gedichtje als bij opa tegen. Ik voel verdriet voor de nabestaanden. De tranen lopen uit mijn ogen. Als ik voetstappen hoor, sla ik de krant open op een andere bladzijde. Zo ben ik elke dag even alleen.

En sterf ik af en toe een beetje, maar zonder te vergeten.

Herken je hier elementen uit? Wil je dat anders voor de komende generatie?
Hoe kun je een kind begeleiden in zo’n proces? Wat kan het een gevoel van steun geven?
De workshop “Rouw en Verlies bij kinderen: bewust omgaan met de dood” biedt handvatten en is tevens een mooi moment voor erkenning van delen in jezelf. Zie hier voor data en informatie.

Opa is dood

‘Ja’. [Stilte]
‘Het is niet zo mooi wat met opa gebeurd is.’

Ik zit in de brugklas, kom net uit school en zit op de grond met de krant. Mijn vader heeft eettafelstoel waarop hij zit naar me toe gedraaid, wat ik ongewoon vind. Ik kijk afgeleid naar de bank waarachter ik zit. Mijn hart slaat meerdere keren over. Ik voel me koud en onbestemd. Opa is mijn soulmate bij wie ik me klein, groot en veilig voel. Wat moet ik vragen nu? Zo onverschillig als ik kan starend naar de krant, vraag ik: ‘wat is er met hem?’

Mijn vader schuift wat met zijn voeten. Ik kijk op.

‘Opa is dood’

De hel barst los in mijn hoofd. Dat het niet waar is, want ik ga hem morgen zien, dat ik er heen wil, dat hij dat niet kan maken: doodgaan.

Vooral weet ik nog hoe opgesloten ik me voelde dat ik niet naar het ziekenhuis mocht en kon. Mijn moeder was daar wel.

Mijn moeder zou 20 jaar later zeggen: jij hebt niet gehuild en nooit meer over opa gesproken.

Ik dacht aan hem, huilde soms in bed en stopte dan want het was zinloos, schreef er twee keer over in mijn dagboek en had jarenlang elke nacht nachtmerries over hem. Ik sprak inderdaad nooit over hem. Het bleek vele jaren vast te zitten in mijn lichaam.

Zowel mijn ouders als ik hadden geen idee hoe om te gaan met de onverwachte en hevige dood. Zij konden mij als puberkind niet begeleiden. Ze hadden hun handen vol aan zichzelf en daarbij werd, vermoed ik, hun onverwerkte rouw die ze erfden van ouders uit de oorlogstijd, ook aangeraakt.

Er was in die tijd geen sprake van begeleiding van kinderen hierin, er werden geen handvatten aangereikt of pedagogisch verantwoorde adviezen gegeven. Het was overeind blijven en doorgaan.

Tegenwoordig is er wel die kans. En ben ik blij niet alleen ervaringsdeskundige te zijn op veel onderdelen van rouw en verlies, maar ook professioneel bij rouw en verlies te begeleiden.

Het is soms een moeilijk onderwerp, raakt aan vele lagen in onszelf, maar het bespreekbaar maken is gezond voor de volwassenen én kinderen. Het is deel van het leven. In dode (huis)dieren en ingrijpender: opa’s en oma’s en helaas soms ook een partner, vader, moeder, broer of zus. Dan komt het diep onder de huid.

Ik geef workshops en trainingen aan opvoeders, leerkrachten en coaches. Als rouw aanwezig is, maar ook preventief, zodat als de dood onherroepelijk voorbijkomt, er meer begrip, ruimte en begeleiding is. Graag loop ik even naast je in hoe kinderen te ondersteunen in rouw en hen te helpen in het bewust omgaan met de dood en natuurlijk ook ruimte te maken voor je eigen (onbewuste) stukjes rouw. Het is een mooie liefdevolle en praktische reis.

Neem vrijblijvend contact op voor een training op jouw school, in jouw organisatie of voor de volgende datum voor ouders: monike@eigenwijsinevenwicht.nl