Reisagent voor avontuurlijke levenskracht. Beweeg, adem, speel en deel je vrij

Categorie: Sensitief opvoeden (pagina 2 van 3)

Ik wil niet meer bij jou wonen: systemisch kijken deel 2

Deel 2

“Ik wil niet meer bij jou wonen!”

Die zin heb ik eerder te horen gekregen. Nu zegt de jongste het als vijfjarige. Dezelfde woorden als oudere zus drie jaar geleden. Ik voel een andere lading. Ze zegt het niet boos of verdrietig zoals zus toen. Ik slik toch even en vraag dan waar ze wel wil wonen.

‘Ik wil ook niet bij papa. Opa’s, oma’s of tantes wonen. Ik wil nergens wonen.’
Wil je bij jezelf wonen?
‘Ik wil nergens wonen, ook niet bij mezelf.’
Wat betekent dat?
‘Dat ik niet wil leven’.
Oef, ik slik nog maar eens. Ik weersta de neiging om het af te doen en te zeggen dat wel overgaat of dat het leven toch leuk is. Op de vraag waar ze niet wil leven, antwoord ze het niet te weten. Waar ze wel zou willen leven dan? Als ze onder het bed wijst, vraagt ik wat daar fijn is. Misschien het donker of ongezien zijn. Ik zie haar denken en ik blijf verder stil.

Gedachten gaan door me heen.
Wat maakt dat ze dit zegt? Wat kan ik doen? Fijn dat ze het zegt. Ik zou willen dat ze wil leven. Komt het door India? Door de zwaarte die we soms voelen in het wennen? Maar ik laat ze allemaal weer gaan. Die gedachten hoef ik niet te geloven. Ik hoef alleen maar bij m’n meisje aan haar gevoel te zijn.

Na een hele tijd kijkt ze op. ‘Ik wil dat jij en papa niet boos doen tegen mij’. Liefje, dat zou je fijn vinden he. Zou je dan willen leven? ‘Het is eigenlijk niet waar, dat ik niet wil leven’. Ik knuffel haar en vraag of hoe het kwam dat ze dat zei. Die vraag is door haar (natuurlijk) niet te beantwoorden.

Systemische invalshoek: iedereen heeft een plek en hoort erbij
Ik pak opstellingen poppetjes en laat haar een poppetje voor zichzelf en een poppetje voor het leven kiezen. Ze kiest een enorm groot leven en zet zichzelf tegenover het leven. Ze voelt zich stevig, zegt ze. Langzaam laat ik haar meer kiezen. Papa en mama. Zelf wil ze zus, oma en haar broertje er ook bij.

Ze was bij aanvang deel van een tweeling, zagen we op de eerste echo. Het andere deel bleek een ‘vanished twin’. Maar zij heeft sterk het gevoel van verbondenheid, al vanaf heel jong. Ze is ook overtuigd dat het een broertje was. Nu moet hij dus in het veld. Dicht bij haar. Ze kiest een piepklein popje.

Tegen het einde blijkt er ‘iets’ bij het broertje te horen staan. Ze kiest er een poppetje voor.  ‘Dood, misschien’, denkt ze. Ineens raakt het beeld haar. Ze valt in tranen op bed. Ik pak haar op en samen kijken we naar het veld waar alles staat. Ik zeg dat iedereen en alles erbij hoort. Ook verdriet. Dan komt ze overeind en wil ook verdriet een plek geven, dan ook blijheid en boosheid. Ze kijkt en voelt. Ze zet zichzelf nog even anders neer, zodat ze ‘alles en iedereen kan voelen’.

Het leven staat vlakbij het poppetje dat haarzelf representeert en is als enige onberoerd. Het Isha-popje kijkt nog steeds naar het leven.

Het complete leven
Als ze de poppetjes opruimt, blijven zijzelf, broertje en het leven als laatste staan.
Dan pakt ze ook die op. Het is goed. ‘Zo is het fijn om te leven, mama’ en ze loopt naar haar stiften om verder te kleuren.

Wat er nou precies is veranderd, weet ik niet. Het gesprekje samen was fijn. Ze voelt zich gehoord met alles wat er bij haar is. En ik? Ik ben gelukkig met haar.
Augustus 2017

Sterven doe je niet ineens

De adem stokt in mijn keel van de tranen die daar klem zitten. Ik zit op mijn stapelbed met mijn benen over de rand. Met alle macht hou ik me overeind en maak geen geluid. Mijn moeder roept iets over de kleren die ik morgen aan moet. En de kamer moet opgeruimd. Mijn opa is vandaag gestorven.

De vader van mijn vader. Hij was oud. En ziek. Maar ja, dood? Ik ben een jaar of 10 en heb behalve met huisdieren en kennissen van mijn ouders nog niet eerder de dood dichtbij meegemaakt. Dat zal ook deze keer niet echt gebeuren. Ik merk aan alles dat het nu niet de tijd is om iets aan mijn ouders te vragen. Ook niet om te zeggen hoe geschokt ik ben en bang en verdrietig.

Ik draai me van de deur weg als ik voetstappen hoor

De tranen lopen over mijn gezicht en ik wil niet dat hij dood is. Maar de gewone dingen gaan door: iemand doucht, mijn ouders maken ruzie, mijn zusje loopt naar boven. Als iemand mijn kamer inloopt en me iets vraagt doe ik alsof ik al slaap om tijd te rekken. De vraag wordt herhaalt. Ik veeg tranen weg, knijp in mijn wangen zodat niet alleen mijn ogen rood zijn, en richt me maar half op. Kortaf geef ik antwoord en ga weer liggen met mijn gezicht naar de muur.

Ik vraag me af hoe het voor mijn vader is, dat hij geen vader meer heeft. Ik denk dat mijn moeder blij is van de zorg af te zijn. Ik hoor dat ze probeert aardig tegen mijn vader te praten. Zou hij pijn gehad hebben?

Ik hoor blijkbaar geen verdriet te hebben, dat heeft verder ook niemand in huis. Alles gaat door alsof er niemand dood is. Geen tranen, geen gesprekjes, geen stilstaan met een tekening of gedicht.

Op de rouwkaart komt later een gedichtje van Toon Hermans

Sterven doe je niet ineens,
maar af en toe een beetje
en alle beetjes die je stierf
’t is vreemd, maar die vergeet je
Het is je dikwijls zelfs ontgaan
je zegt: ik ben wat moe
maar op ’n keer dan ben je aan
je laatste beetje toe.

Ik lees en herlees het. Het is intrigerend, ik verhoud me er steeds iets anders toe. De maanden en jaren gaan voorbij. Dat gedichtje draag ik altijd bij me.

Dit overlijden is ook het startmoment voor het lezen van rouwadvertenties. Ik zit elke dag achter de bank met de krant op de grond en lees alle overlijdensberichten. Elk detail. De leeftijd, wie er achterbleef, hoe oud de achterblijvers waren, hoe lang boven de grond, en wat voor begeleidend tekstje erbij gekozen is. Soms kom ik hetzelfde gedichtje als bij opa tegen. Ik voel verdriet voor de nabestaanden. De tranen lopen uit mijn ogen. Als ik voetstappen hoor, sla ik de krant open op een andere bladzijde. Zo ben ik elke dag even alleen.

En sterf ik af en toe een beetje, maar zonder te vergeten.

Herken je hier elementen uit? Wil je dat anders voor de komende generatie?
Hoe kun je een kind begeleiden in zo’n proces? Wat kan het een gevoel van steun geven?
De workshop “Rouw en Verlies bij kinderen: bewust omgaan met de dood” biedt handvatten en is tevens een mooi moment voor erkenning van delen in jezelf. Zie hier voor data en informatie.

Opa is dood

‘Ja’. [Stilte]
‘Het is niet zo mooi wat met opa gebeurd is.’

Ik zit in de brugklas, kom net uit school en zit op de grond met de krant. Mijn vader heeft eettafelstoel waarop hij zit naar me toe gedraaid, wat ik ongewoon vind. Ik kijk afgeleid naar de bank waarachter ik zit. Mijn hart slaat meerdere keren over. Ik voel me koud en onbestemd. Opa is mijn soulmate bij wie ik me klein, groot en veilig voel. Wat moet ik vragen nu? Zo onverschillig als ik kan starend naar de krant, vraag ik: ‘wat is er met hem?’

Mijn vader schuift wat met zijn voeten. Ik kijk op.

‘Opa is dood’

De hel barst los in mijn hoofd. Dat het niet waar is, want ik ga hem morgen zien, dat ik er heen wil, dat hij dat niet kan maken: doodgaan.

Vooral weet ik nog hoe opgesloten ik me voelde dat ik niet naar het ziekenhuis mocht en kon. Mijn moeder was daar wel.

Mijn moeder zou 20 jaar later zeggen: jij hebt niet gehuild en nooit meer over opa gesproken.

Ik dacht aan hem, huilde soms in bed en stopte dan want het was zinloos, schreef er twee keer over in mijn dagboek en had jarenlang elke nacht nachtmerries over hem. Ik sprak inderdaad nooit over hem. Het bleek vele jaren vast te zitten in mijn lichaam.

Zowel mijn ouders als ik hadden geen idee hoe om te gaan met de onverwachte en hevige dood. Zij konden mij als puberkind niet begeleiden. Ze hadden hun handen vol aan zichzelf en daarbij werd, vermoed ik, hun onverwerkte rouw die ze erfden van ouders uit de oorlogstijd, ook aangeraakt.

Er was in die tijd geen sprake van begeleiding van kinderen hierin, er werden geen handvatten aangereikt of pedagogisch verantwoorde adviezen gegeven. Het was overeind blijven en doorgaan.

Tegenwoordig is er wel die kans. En ben ik blij niet alleen ervaringsdeskundige te zijn op veel onderdelen van rouw en verlies, maar ook professioneel bij rouw en verlies te begeleiden.

Het is soms een moeilijk onderwerp, raakt aan vele lagen in onszelf, maar het bespreekbaar maken is gezond voor de volwassenen én kinderen. Het is deel van het leven. In dode (huis)dieren en ingrijpender: opa’s en oma’s en helaas soms ook een partner, vader, moeder, broer of zus. Dan komt het diep onder de huid.

Ik geef workshops en trainingen aan opvoeders, leerkrachten en coaches. Als rouw aanwezig is, maar ook preventief, zodat als de dood onherroepelijk voorbijkomt, er meer begrip, ruimte en begeleiding is. Graag loop ik even naast je in hoe kinderen te ondersteunen in rouw en hen te helpen in het bewust omgaan met de dood en natuurlijk ook ruimte te maken voor je eigen (onbewuste) stukjes rouw. Het is een mooie liefdevolle en praktische reis.

Neem vrijblijvend contact op voor een training op jouw school, in jouw organisatie of voor de volgende datum voor ouders: monike@eigenwijsinevenwicht.nl

Oefenen met de dood

Gepubliceerd op mamaschrijft op 9 februari 2018

Oefenen met de dood

Met ogen vol verdriet staat ons vijfjarige meisje bij de vierkante vissenkom. Op de bodem een vrijwel levenloze sluierstaart. Haar visje sinds 2 jaar, Mickey. Ik schiet heen en weer tussen haar verdriet ruimte geven en gedachten als ‘het is maar een vis’. Ineens weet ik weer dat onze dode vissen vroeger gewoon door de wc gespoeld werden. Ik schreef er dan achteraf over in mijn dagboek en tekende er tranen bij. Ik besluit dit proces met dochter in te gaan.

Opties voor herstel en aandacht

Samen kijken we naar de zieke vis, ik zoek op internet oplossingen of tips en lees dat ik het beste het diertje dood kan slaan. Enigszins voorzichtig, met andere woorden dus, breng ik dat nieuws. Ze is vastberaden ‘bel een dierenarts!’. ‘Uhm, er is geen vissendierenarts, liefje’. Dat is beneden alle peil, dat dierenartsen vissen niet belangrijk genoeg vinden. En als haar rechtvaardigheidsgevoel zich zo laat zien, vind ik dat ze daar wel een punt heeft. Dus ik denk even na en bel dan de dierenwinkel die ook vissen verkoopt om doktersadvies te vragen.

De vriendelijke stem aan de andere kant geeft, na enkele vragen, ook het advies om de vis te doden. Ik vertel dat er een vijfjarig verdrietig meisje naast me staat. De stem doet een onvoorstelbaar lief aanbod: ‘kom maar met de vis en het meisje naar de winkel’.

Dat stelt dochter even gerust. Ik vraag haar wat ze voelt of nog wil zeggen aan Mickey. In tranen stamelt ze wat. Ik vraag of ze een briefje wil schrijven. Ze zit al met stiften en papier voordat ik uitgesproken ben. Een brief aan Mikey wordt het. Die op de kom geplakt wordt. Zo staan we 10 minuten later in de winkel met een gele brief. Onderweg in de auto bereid ik haar voor dat er grote kans is dat haar vis toch dood zal gaan. Ze knikte alleen maar.

Waarom zo serieus rond een bijna dode vis?

Intussen ben ik dankbaar dat deze dood enigszins aangekondigd komt en ik als moeder haar kan helpen om te gaan met de emoties die horen bij de dood. Alle fases van rouwverwerking zullen voorbij komen. Ontkenning (zit ze middenin nu), boosheid (een verdedigingsmechanisme dat haar nu al kracht geeft), het gevecht aangaan (of eigen doelen opleggen), depressie (het machteloze gevoel dat je echt niets kan doen aan de dood) en tot slotte aanvaarding. Ik bereid haar graag voor, nu bij deze vis, op de verliezen in het leven die zonder twijfel gaan komen.

Ik wilde schrijven ‘deze vis als minder groot verlies’, maar dat klopt feitelijk niet met de emoties die overweldigend groot kunnen zijn bij de dood van een huisdier voor een kind. Het verdriet, de machteloosheid en boosheid staan op zichzelf, niet evenredig met de oorzaak. Dat is de reden dat ik haar nu volg en begeleid. Zodat ze, op een dag als ze volwassen is, of als ik er niet meer ben, gereedschappen in zichzelf heeft klaarliggen, om met heftige emoties en situaties om te gaan.

Meebuigende medewerkers en een intuïtief kind

De winkelbediende loopt ons voor naar de aquaria. Ik blijf op de achtergrond. Mickey mag een nachtje tussen andere vissen ‘om te zien of hij zal opknappen’. Ze staat met haar neus tegen het glas te kijken. Als ze ziet dat de andere vissen Mickey porren en duwen, schreeuwt ze het haast uit in tranen. ‘Hij moet eruit, haal hem eruit, ze vallen hem aan’. Mijn rationele neiging tot uitleg ‘dat dieren zo met een ziek dier omgaan’ hou ik voor me. De winkelmevrouw pakt het anders aan. ‘Ik haal hem eruit en we zetten hem bij de jonge visjes. Die zijn vast liever voor hem.’ En zo geschiedt. De babyvisjes laten Mikey met rust. De brief mag op het aquarium. Morgen komen we weer kijken.

Als we de winkel uit willen lopen, draait onze vijfjarige zich om ‘als hij vannacht doodgaat, wil ik hem ophalen. Bewaren jullie hem dan?’. De verbaasde gezichten achter de toonbank knikken.

Ik ben verbaasd over hoe ze precies weet wat ze nodig heeft en dat ook gewoon durft uit te spreken. En leer zelf ook een beetje bij. Ze huilt onderweg naar huis nog even.

Begrafenis

Mickey gaat die nacht dood, wordt de volgende dag opgehaald en thuis in een door dochter gemaakt doosje met watten gelegd. Ze graaft met papa en zusje een gat in de tuin. Zusje van twee zwaait en zegt ‘dag isj’ als hij het gat in gaat. Mijn dochter maakt zelf nog een herdenkingsteken voor in het zand. Die mept ze met een hamer de grond in boven de vis.

En dan? Dan is het klaar. De tranen hebben gestroomd, de daden zijn verricht en de vissenliefde kreeg ruimbaan. Ze gaat over tot de orde van de dag. De weken erna zegt ze soms dat ze Mickey mist. Ze wil geen nieuwe vis.

Tot op een dag ze wel een nieuwe vis wil. Het is geen vervanger. Hij krijgt een nieuwe naam en er ontstaat een nieuwe vissenrelatie.

https://www.mamaschrijft.nl/wp-content/uploads/2018/02/IMG_2599.jpg

Wat kies je? Straffen of aanwezig zijn?

(Gepubliceerd op MAMASCHRIJFT 1 januari 2018 De meeste ouders straffen hun kind wel eens om ze te leren wat wel en niet mag. Monike kiest ervoor niet te straffen, omdat het averechts kan werken. En wel om deze redenen…)

‘Niet tegen mijn moeder zeggen he?’, het zevenjarige vriendinnetje is met dochterlief bij me op de bank gekropen. Ze kijkt me met blije verwachting aan en wil dolgraag verder gaan met haar verhaal. Even voel ik mijn maag samentrekken van alle tegenstellingen en wat ik nu zou horen te doen. Dan besluit ik dat te laten, kijk haar aan en vraag naar het verhaal.

Ze vertelt over de keer dat ze straf had. Op haar kamer alleen verder moest eten. Dat wilde ze niet en ze bedacht dat ze het eten uit het raam kon gooien. Maar iemand zou het daar vinden. Uiteindelijk had ze de bloemkool onder in een tas gestopt met iets van plastic erover heen. Het lege bord had ze aan haar ouders laten zien. Ik vraag waar de groenten nu zijn. Ze zitten nog in de tas. Ze bedenkt ter plekke dat ze het kan meenemen om schoon te maken. Dochter en vriendin staan daarna op en spelen verder.

Straffen gaat voorbij aan de behoefte

Een week later zit het nog in mijn hoofd. Ik mijmer over straffen en wat ik er ooit over las. Straf gaat voorbij aan de oorzaak van gedrag (vrijwel altijd een, door ons als ouders, nog niet ondekte of ondergeschoven behoefte) en laat een kind zich ongehoord voelen. Daarbij stimuleert het, net als belonen, extrinsieke motivatie. Ik schrok ooit toen ik het onderzoek las waar op hersensscans dezelfde hersengebieden actief werden bij straf door uitsluiting, zoals een time-out, als fysieke mishandeling. Genegeerd worden door jou als ouder raakt aan de oerangst om je liefde te verliezen.

Korte termijn winst, contraproductief op de lange termijn

Recent las ik opnieuw waarom straffen op lange termijn contraproductief is. Alfie Kohn schrijft in zijn boek Unconditional Parenting over beloning en straffen en redenen om te overwegen of je wil doorgaan met straffen. Enkele daaruit:

  1. Mensen voelen zich door straf een slachtoffer, en als dat maar vaak genoeg gebeurt, kunnen ze uiteindelijk slachtoffers gaan maken. Ik denk aan pestgedrag. Of de keren dat dat ik hoorde dreigen ‘dan ben je mijn vriendin niet meer’ of ‘anders mag jij niet op mijn feestje komen’. Ze geven door wat ze leerden: straf.
  2. Straf verliest zijn effectiviteit. Niemand ontkent dat straf werkt. Op de korte termijn. Dat leerden we van Pavlov en Skinner, die expirimenteerden met gedragsbeinvloeding. Op dieren. Angst voor pijn en vermijden van iets onprettigs zorgt voor gedragsaanpassing, maar onze hersens hebben er steeds meer van nodig. Hoe ga je dat doen als ouder? Steeds zwaarder straffen?
  3. Het leidt een kind af van waar het om gaat. Kijk naar bovenstaand voorbeeld. Het meisje is niet bezig met de reden van de straf. Die heb ik niet eens gehoord in het hele verhaal. Wij mensen willen de consequentie verlichten. En het gaat niet meer over de ander, laat staan over de vraag ‘wat voor mens wil ik zijn en hoe wil ik in relatie tot anderen staan?’.

Kohn zegt dat kinderen door straf leren liegen en dat de relatie met de ouders kan ondermijnen. Pittige stellingname, maar het houdt me bezig. Want ik zie mooie ouders vanuit positieve intenties straf als opvoedmethode hanteren.

Luisteren met een oordeelloos hart

Er zijn nogal wat verschillende opvoedvisies en -methodes, met ook fysieke en mentale straffen. Ik maakte ze van dichtbij mee met Nederlandse ouders en in mijn jarenlange werk met vluchtelingen-ouders, in vele landen en nu we in India leven zeker. Hier is straf, ook fysiek, de normaalste zaak van de wereld. Mijn hart krimpt samen bij de gedachte eraan. Helemaal toen ik vorige week een kind hoorde uitgillen door de muren heen ‘please stop!’, toen heb ik de moed verzameld aan te kloppen met de vraag of ik kon helpen. Desondanks blijft de vraag: wie ben ik om te oordelen over bepaalde methodes en daarmee hele werelddelen?

Blijven ontdekken

Wat ik kan doen, is blijven ontdekken wat mijn eigen weg is, die van onze kinderen en (waar mogelijk) die van anderen. Wat heb ik en heeft de ander in dit moment nodig? Daarmee blijf ik zoveel mogelijk weg van straf en poog luisterend mee te zoeken naar de onderliggende behoefte.

De rust en vanzelfsprekendheid van het moment op de bank komt me weer voor ogen. Het ontstond mede doordat ik niet bezig was met haar gedrag (in gedachten) af te keuren of grappig te vinden. Ik wilde haar gewoon horen. Ik ben dankbaar voor haar delen. Alle ouders en alle opvoedingen kennen beperkingen, die soms leiden tot een geheim of ongeziene behoefte van een kind. Ik hoop dat op de momenten dit speelt bij onze kinderen, andere volwassenen ook zonder oordeel naar hen luisteren en gewoon even bij hen zijn.

Een Indiase hond beet mijn kind

Gepubliceerd op MAMASCHRIJFT 30 november 2017

https://www.mamaschrijft.nl/moederschap/een-indiase-hond-beet-mijn-kind

Monike woont met haar man en twee dochters in India en deelt regelmatig haar ervaringen. In dit blog vertelt ze hoe haar 5-jarige dochter is gebeten door een hond, en wat voor emoties en zorgen dit bij iedereen losmaakt.

Vorige week zette de ziekenhuisarts een vijfde en laatste injectie in de bil van onze jongste. Het was in de weken ervoor een periode van extra bezorgdheid en allerlei andere emoties staken hun hoofd om de hoeken van ons veilige huis.

Gebeten door een hond
“En het is nog wel mijn vrieieiendjeeee”, snikt mijn dochter, terwijl ze zich in papa’s armen stort. Haar lijfje schokt van het huilen.

Ze is net twee keer in haar gezicht gehapt door een hond op de campus. Ze zat op haar hurken rustig bij de hond en aaide hem zacht. Ineens horen we een geluid en rent ze naar ons toe. De hond beet niet door, maar gaf met twee happen (op de neus net onder haar oog en op haar voorhoofd) krassen en een bultje. De schrik, maar vooral dat haar vríendje dit deed, maakt haar overstuur. Dat blijft ze herhalen.

Vrienden die iets meemaken

Hondsdolheid
Wij schrikken ook. India is land nr 1 qua hondsdolheid en verantwoordelijk voor 35% van de doden door die ziekte wereldwijd. En het wordt ook via slijmvliezen (zoals in een oog) overgedragen. De dokter is binnen 5 minuten ter plaatse en verwijst ons door naar het ziekenhuis. Een uur later krijgt ze de eerste injectie (dag 0 van de blootstelling) in haar bil en nog een uur later staat ze weer oog in oog met de hond.

Ons meisje is voorzichtig, maar overtuigd dat ze zo zachtjes gebeten is, omdat ‘de hond ook weet dat hij haar vriendje is’. De hond loopt recht op haar af om contact te maken. ‘Hij kwam sorry zeggen, mama’. Tja, vrienden maken wel eens wat mee met elkaar.

Emoties in het lijf voorrang op het verstand
Mijn huilen komt later, als ik lees over de symptomen van rabies en de realiteit inkickt van de 100% dodelijkheid en ongeneselijk als er symptomen verschijnen. Ik blijf bij mijn angst en verdriet. Er komen gedachten voorbij als ‘maak je niet druk, het valt vast mee’ of ‘we waren er snel bij’. Toch laat ik die voorbijgaan en voel gewoon volop de emotie. In mijn keel, buik en gezicht slaan de golven omhoog van verdriet ‘als ze er niet meer zou zijn’. Ik huil vanuit de diepte de verkramping van mijn maag (angst?) eruit. En praat erover met lief.

Daarna voel ik nog meer hoe bijzonder ze is voor me, onze dochter, zo magisch en vol leven. En dat ik haar nog oneindig lang wil meemaken. Ik voel de warmte in mijn borst. En wat ik haar van ons als ouders en het leven gun. Mooie voornemens die morgen als ze wakker wordt, meteen concreet kunnen worden in meer geduld bij een van haar energieke (maar soms pijnlijke) uitbarstingen bijvoorbeeld.

Ok, nu mag mijn ratio. Die schat de kans klein in, dat ze besmet is en vertrouwt, just in case, dat de injecties zullen beschermen.

Rebellie en verdriet als geneesmiddel
Op dag 3 volgt de tweede injectie en onze dappere vijfjarige ademt rustig met gesloten ogen naar haar bil. Ze vraagt de dokter wel nog even niet in haar bot te spuiten. De arts lacht en belooft het.

Rebellie vol overgave

Injectie drie en vier gaat ze huilend in. De dokter krijgt niet eens een hallo. De spanning van het ziekenhuis, het wachten, de spuit en natuurlijk dat dit allemaal nog hoort bij die beet van haar vriendje, krijgt ze niet meer weg geademd. Het moet eruit gehuild. Niet een keer, maar vaker. Er moet opstandig gedaan door onze kleine rebel. Ze moet springen, in de lucht schoppen en hard gillen. Ze doet het met overgave.

De laatste injectie, na 3 weken, gaat ze weer kalm en rustig in

In het ziekenhuis

Ze lacht weer met de dokter en blijft nog even hangen bij de (geen Engels sprekende) verpleging. Buiten eten we verse ananas. Onze emoties niet weg redeneren, helpt om het leven te leven. Zeker in India, waar het leven de dood veel meer zichtbaar meedraagt. De gevoelens gaan door ons heen en door er, naast woorden aan te geven, zo fysiek mogelijk bij te blijven -waar en wat voel ik in mijn lijf?- ervaren we dat ze vanzelf uit ons systeem verdwijnen.

Omdat fysiek zo lastig is op papier, deel ik als afronding wat woorden van dichter Kopland. Dit gedicht dwarrelt al drie weken door mijn hoofd en stond tevens op het geboortekaartje van ons krachtkind:

Je ziet hoe het gebeurt
het is klaarlichte dag – en het gebeurt
voor je ogen zie je hoe het kleine lichaam
van een meisje
levend afdaalt in de aarde.

Het is heel licht, het is van dat hevige
verzadigde zomer-licht waarin je weer even ziet: ja dit
dit was het landschap
hemel, aarde, riviertje, boompjes, gras.

Lichaam, denk ik, als het lichaampje bent
van haar
waar heb je haar gevonden
waar breng je haar heen
waar laat je haar gaan

en hoe moet het zijn zonder jou,
hoe lang, hoe diep, hoe alleen.

Uit: Rutger Kopland – Over het verlangen naar een sigaret

G.A. van Oorschot, 2001

Hoe haar naam naar ons kind toekroop

Deze week 9 jaar geleden werd ze geboren. ‘Jana’ heet ze vanaf die dag. De vraag die me bezig hield in de eerste maanden was: wie heet zo? Hij klopte met haar, die naam, maar ook nog niet.

Naamloos is het meisje dat bij ons kwam.

Jana een week oud

Ik sta verbaasd van mijn wennen om haar naam te noemen. Nooit eerder heb ik gewend aan een naam van een kindje dat ter wereld kwam. Hooguit vond ik hem niet of wel mooi. Maar die baby heette nu eenmaal zo. Die namen zijn makkelijker voor me om uit te spreken, dan die van ons eigen kind. Gewoner, bestaander, reeds behorend aan iemand.

Maar Jana. Dat is een naam die Tim en ik geproefd hebben, geklonken, bevoeld. En toen goed bevonden voor de kleine leermeester in mijn buik.

Naam naast mens
En deze naam, deze voor ons hele nieuwe naam en dit heel nieuwe mensje, hechten maar langzaam aan elkaar. Vele malen ben ik me bewust dat er nog iets te overbruggen viel, ‘Jana’ zegt nog niet alles. In mijn hoofd ontstaat een error, soms mild, soms wild, als ik haar zo noem.

Het verrast me hoe ze is zonder de naam en met naam en dat de naam soms haast in de weg staat. Ik kan haar alleen goed gaan zien, als ze naast Jana ook nog even naamloos blijft: mensje.

Met haar vele zwarte haartjes, de heldere ogen die vanaf dag 1 eerst kijken, voordat ze aan de borst wil. Maanden later nog, eerst uitgebreid oogcontact, dan pas drinken of lachen. Met haar gespannen vuistjes en haar weerstand tegen deze koude wereld. Het wezentje dat ons continu nabij wil. Ze laat zich zien, we mogen haar grondig lezen. Maar het is een eigenheid! Niets deel van ons.

Jana 10 maanden

Zo voelde dat in mijn buik al. Zij heeft haar eigen wereld, haar aanvoelen en beleven. Wij kunnen observeren en liefde uitwisselen (en doen dat met heel ons hart), maar ze blijft ook de ander, een eigen zelf.

Benamen en traditie
Volgens de bijbelse traditie was de eerste opdracht aan de mens om namen te geven aan de dieren. Eerst onderzoeken hoe het er uitziet, beweegt en wat het dier kenmerkt. Het wezen zien in het wezen. Kijken en dan be-namen, als afronding en een start.

Dat mochten wij doen. Dit bijbelverhaal helpt om woorden te geven aan wat ik voel. We staan aan het begin, doordat we een naam aan deze individuele mens mogen geven. Ze zal haar levenlang als Jana bekend staan, door de keuze die wij maakten. Zal zichzelf als Jana kennen, door onze benaming.

Deze mens, kosmos in zichzelf, vraag ik om te behouden wat ze is en ons niets te laten afnemen van haar. Haar menszijn komt me zo compleet voor, dat ik eerst dat te erkennen en respecteren heb. Daarna pas kan ze verder met een naam.

In andere culturen is een naming ceremony heel gebruikelijk. Zowel bij de joodse als moslim wereld is een naamritueel gebruikelijk na een week (of soms twee), in China na een maand en in India afhankelijk van de geloofsrichting tussen 12 dagen en 3 maanden. In alle gevallen wordt het kindje dan opgenomen in de groep, de familie met het fluisteren of bekendmaken van de naam. Het is dus op veel plekken in de wereld een bijzondere mijlpaal, het geven van de naam.

Mijn persoonlijke proces past in dit rijtje  en bevestigt de natuurlijke waarde die rituelen voor mij hebben.

Mens en naam vallen samen
Het gaat ondergronds door en op een dag besef ik op alle niveaus: Ze heet Jana! Niet langer is mijn verstand in de war elke keer als ik haar bij naam noem. Lief prachtmens, langzaam zijn al je eigenheden en zichtbaarheden geabsorbeerd in je naam. De naam en het naamloze nieuwe kosmische mensje vallen vier maanden na je geboorte samen. Jana.

Jana danst Laat het Stromen festival

 

We mochten gelukkig nog vele ontdekkingen, reizen en eigenheden van haar (en onszelf) in het licht van haar naam zien komen in de maanden, jaren erna en nu in India.

Nu al 9 jaar Jana <3

Over zelfstandige kinderen en moederangst.

(Gepubliceerd op MAMASCHRIJFT 22 oktober 2017: Monike is ervan overtuigd dat gedragscontrole een negatieve invloed heeft op het gevoel van zekerheid van een kind. Dat betekent dus dat je ze waar mogelijk de vrijheid geeft. En dat doet ze ook, maar dat vergt best wat vertrouwen in een land als India.)

Vijf en acht zijn ze, op pad langs een weg met voorbijsnellend verkeer. Ze gaan een kilometer door het dorp, langs een veld en meertje tot onder de brug. Onderweg met hun zakgeld om yoghurt te kopen. Ik, als moeder, zit thuis in India met hun zelfstandigheid op schoot.

Slang op de weg

Moederangst
De weg is niet al te druk, maar Riksja’s en motorbikes rijden flink door en soms rijdt er een grote bus die nergens naar kijkt. Lopen ze goed links? Letten ze wel op of er geen slang onder hun voeten doorkronkelt? Weten ze het woord voor yoghurt nog wel, dahi? Blijven ze onderweg niet spelen, terwijl ik hier de 20 minuten aftel die we afspraken om terug te zijn?

 

slalom bus en koeien

Wat mooi dat ze dit van me vragen en aandurven samen, gloeit er tegelijk door me heen.

 

Ze zijn de enige witte kinderen hier in Lonavala en continu wil iemand hen aanraken of een foto maken. We lachten van te voren toen we samen zo hard mogelijk gilden en ze voordeden hoe ze in handen zouden bijten, mocht iemand hen mee willen nemen. Dat voor de piepkleine kans dat het zich voordoet, maar natuurlijk vooral voor mijn eigen geruststelling. Want ja, ik geef hen toestemming in vertrouwen om te gaan én ik voel angst en bezorgdheid door me heen gaan.

Opvoeden met ruimte voor autonomie
Nadat de deur achter hen sloot, heb ik bewust even gevoeld wat voor grote stap dit was voor mij, niet voor hen, en al mijn emoties er omheen begroet met een lachje. Dan besluit ik te gaan schrijven (dit blog meteen maar) en hun de eigen energie te gunnen.

Een van de meest belangrijke strevens in ons ouderschap, is dat we de meiden ruimte geven, zodat ze vanuit intrinsieke motivatie kunnen zijn en handelen. Die autonomie geldt op veel meer vlakken natuurlijk, zelf op pad zijn is daar één van.

Vanaf hun geboorte heb ik sterk gevoeld dat een van onze taken is om hen zo ‘heel’ mogelijk te laten. Daarmee bedoel ik, dat ik waar mogelijk mijn emoties niet op hen wil projecteren. Ik kan je zeggen, dat is best een uitdaging soms, eerst de eigen emotie (bezorgdheid, frustratie, verdriet) als ouder hanteren en dán pas reageren op mijn kind. Maar ik geloof ten diepste dat dit hen de kans geeft zich vrijer te ontwikkelen.

Wetenschappelijke kijk op motivatie
En onderzoeken die ik later las, bevestigden mijn bij-de-geboorte-gevoel. Gedragscontrole (meestal ingegeven uit angst van de ouder) heeft een negatieve invoed op het gevoel van zekerheid van een kind. Daarnaast kun je intrinsieke motivatie later niet afdwingen, niet actief aanleren. Dat ontstaat. Een recent onderzoek onder kinderen van 8-12 jaar, toonde de link tussen autonomie en intrinsieke motivatie opnieuw aan. Er is ruimte nodig voor zelfbeschikking. En volgens de zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci, zijn daarnaast nog twee dingen nodig: compententie en sociale verbondenheid.

Zelfstandig onderweg in India

Door bijvoorbeeld zelfstandig een boodschap te doen (oef ja, dus ook nu we in India wonen) ervaren ze hun eigen competentie. De sociale verbondenheid zit hem in verbinding: een volwassene die betrokken is en zich bekommert om hun welzijn.

 

Empathie en verantwoordelijkheid
Veel eerder dan verwacht klinken hun voetstappen op de trap. Ik spring blij naar de deur, trek hem open ‘daar zijn mijn stoere meiden alweer!’. Ze lachen om mijn blijdschap. Rode konen, hijgend. Ik bewonder de yoghurt en high five ze. Betrokkenheid zullen ze niet betwijfelen!

Oudste zegt: we hebben heel snel gelopen mama. Ik wist gewoon dat jij met een gevoel in je buik zou zitten of het wel goed gaat. Ik kus haar en zeg dat ze gelijk heeft. ‘Bijzonder dat ik dat wist toch, mam?’ ‘Zeker! Fijn dat je rekening houdt met iemand anders.’ Even ben ik stil, want ik bemerk een onrust in mij als ze dit zegt, naast de bijzonderheid ervan. Dan besef ik dat ze vooral bezig was met mij, vandaar de alarmbel.

Handelen voor het gevoel van de ander
Als dat zich maar vaak genoeg herhaald, handelen voor het gevoel van de ander, kan dat leiden tot het later onbewust negeren van je eigen gevoel. Hoe blij ik ook ben dat ze snel terug zijn en ze de ongerustheid begrijpt, ik wil haar de andere kant ook meegeven. Dat ze competent wordt, om haar eigen gevoelens te scheiden van die van de ander (mij, nu).

‘Weet je, meisje, verwar dat meevoelen niet met wat je zelf voelt.’
‘Wat bedoel je?’
Hm, dat was niet erg helder voor haar, die samenvatting van mijn gedachten.

‘Je weet dat ik het spannend vindt en dat is mooi. Maar het is niet jouw emotie, je mag die spanning bij mij laten. Leef gerust mee, maar vergeet je eigen lijf niet. Als je langer weg bent, omdat het druk was bij het winkeltje, dan is dat zo. Je hoeft niet te rennen om mij gerust te stellen. Je hield je aan onze afspraak, vergat de tijd niet door te gaan spelen. Dus voel jij vooral ook hoe blij je bent met de vrijheid en dat je zin hebt die bak yoghurt leeg te eten. Ik zorg wel voor mijn angst.’ (Einde monoloog)

Ze lacht, komt me knuffelen me en lijkt opgelucht.
Dat laatste kan ook mijn projectie zijn 🙂

Monike vertrok in juli 2017 met man en hun twee meiden (8 en 5 jaar oud) voor 9 maanden naar India. Voor herstel van de ziekte die plots overviel, yoga in het land van oorsprong en om als gezien het avontuur aan te gaan. Na 7 jaar in de de reisbranche en 10 jaar sociaal-juridisch en beleidsmatig met vluchtelingen te hebben gewerkt, werd ze in India geintroduceerd als ‘housewife’ 😉 Naast behandelngen en hersteltijd geeft ze de kinderen deels homeschooling, naast de Indiase school waar ze heen gaan. Deze ervaringen naast de liefde voor oude wijsheden, rituelen en opvoeding deelt ze in haar blogs.

“We are like water”

Rijke levenslessen in een land van tegenstelling, India

Gepubliceerd op MAMASCHRIJFT oktober 2, 2017:
https://www.mamaschrijft.nl/reizen/rijke-levenslessen-in-een-land-van-tegenstelling-india/

Monike is met haar hele gezin verhuisd naar India voor herstel van de ziekte die haar plots overviel, de yoga in het land van oorsprong en om als gezin het avontuur aan te gaan.

‘Ze zijn arm en ze spelen gewoon met wat er wel is’. ‘Met bijna niets’. Onze dochter van 8 kijkt aandachtig naar de kinderen hier in India die we elke dag tegenkomen en hier op blote voeten spelen. Ze let niet op mij, ze bevindt zich in haar eigen wereldje. De woorden die ze zegt, zijn ook niet zo zeer aan mij gericht. Ze brengt haar observaties gewoon de lucht in.

Ik voel een warme golf door me heen gaan. We namen onze kinderen twee maanden geleden mee naar India. Na de eerste week nieuwsgierige gulzigheid, kwam de ‘ik wil terug naar Nederland’-fase. Daarna ontstonden vriendschappen. Op dit moment zijn ze volop hier. Uiteraard missen ze hun vriendinnen en familie en het Nederlandse eten soms, maar ze genieten van de veelheid, de kleuren en alles wat ze leren en meemaken. Rijke levenslessen in een land van tegenstelling.

Hilltribe
Lief en ik dachten dat deze blote-voeten-kinderen en hun families misschien tot de laagste kaste van India behoorden. Dit (voor)oordeel ontstond door onze interpretatie van het uiterlijk, hun terughoudendheid in contact en de armzalig ogende hutjes op de heuvel, zonder water of elektriciteit. In onze geraaktheid was het label ‘zielig’ snel geplakt.

In een gesprek met een local, leerde ik dat het gaat om Hill-tribe-people, die al eeuwen in in de bergen leven in heel Azie. De hilltribes hebben een speciale status in India, vallen buiten het kaste-systeem en zijn inderdaad van oudsher terughoudend in contact. Ziekte komst vrijwel niet voor bij de stam in dit gebied, de Katkari. Zielig komt in de uitleg niet voor (edit: wel helaas bij sommige stammen alcoholmisbruik).

Buffels at Hill-tribe ‘houses’

Buffels, kinderen en geluk
Terug naar het moment. We belopen de dagelijkse weg van school naar huis, langs en door de heuvels. Omgeven door natuurschoon. Glanzendzwarte buffels lopen het water in. Breedgespierd zijn ze ook. We stoppen voor dit beeld. Ze doen een stel nijlpaarden na, vinden we. We lachen en ze kijken ons indringend aan van een afstand.
Aan de heuvelkant van het pad, tegenover het water, wonen de hilltribe mensen. Het zijn hun kinderen die we zien spelen met een touw of een stok met autoband.

Heuvelkinderen in India
De eerste weken dat we hier woonden, kregen we geen enkele reactie op ons ‘namaskar’ of onze glimlach. Op een dag zaten we op het randje bij het water ‘van de buffels’, wat dus vlakbij hun selfmade hutjes op de heuvel is. Drie schattige schoffies lopen ons voorbij en een van hen glimlacht naar ons. Een eerste voeling.

Onze beide kinderen accepteren hoe het is. Ze blijven in de weken erna open en nieuwsgierig en er worden steeds meer glimlachjes uitgewisseld in het voorbijgaan. Vandaag komen de heuvelstam-kinderen naar beneden lopen als ze ons zien zitten. De twee blondjes in schooluniform zitten tegenover vier mooie meisjes in de leeftijd van 2 tot 10 in hun besmeurde, maar mooie jurken. Ik kijk vanaf de zijkant. Ze zitten gewoon tegenover elkaar, lachen en zwaaien af en toe. Oudste vraagt in het Engels en Hindi hoe het gaat. Onbegrip. Er is geen gezamenlijke gesproken taal. Zo zitten ze, de zes meisjes, samen. Minutenlang is er stille verbinding.

Als de buffels het water verlaten, duiken de hill-kinderen er met kleding en al in. Langzaam lopen wij door. Als we het smalle paadje van de heuvel oplopen, zwaaien en roepen ze nog lang, totdat we uit het zicht zijn. Dit is de eerste keer dat zij het initiatief namen.

Katkara meisje

Culturen en gebruiken
Wat een kansen. Onze kinderen leren als een speer door de dagelijkse praktijk. Over de wereld, culturen en gebruiken. Als ouders daar theorie bij geven (wat deze mama geweldig vindt, dat stukje homeschooling is me op het lijf geschreven) maakt het compleet. Dus leren we samen over en tegelijk met de Katkari, hun lage levensstandaard en hun kracht. En zo raken we meteen van wat onnodige overtuigingen af.

‘Als ik hen zie spelen’, brengt dochter me luchtig op de hoogte, ‘krijg ik vanzelf een glimlach. Ik voel me blij als ik naar hen kijk.’

Monike Walraven
Monike vertrok in juli 2017 met man en hun twee meiden (8 en 5 jaar oud) voor 9 maanden naar India. Voor herstel van de ziekte die plots overviel, yoga in het land van oorsprong en om als gezien het avontuur aan te gaan. Na 7 jaar in de de reisbranche en 10 jaar sociaal-juridisch en beleidsmatig met vluchtelingen te hebben gewerkt, werd ze in India geintroduceerd als ‘housewife’:) Naast behandelngen en hersteltijd geeft ze de kinderen deels homeschooling. Deze ervaringen naast de liefde voor oude wijsheden, rituelen en opvoeding deelt ze in haar blogs.
Meer inspiratie?
Facebook: /eigenwijsinevenwicht
voor persoonlijke ontwikkeing en opvoeding
Facebook: /groups/693464470838788/
We are like water, voor het India avontuur, yoga en ayurveda.

Ik wil niet meer bij jou wonen! Deel 2

Kalm spelend opent ze het gesprek

Ik wil niet meer bij jou wonen!

Die zin heb ik eerder te horen gekregen. Nu zegt de jongste het als vijfjarige. Dezelfde woorden als oudere zus drie jaar geleden. Ik voel een andere lading. Ze zegt het niet boos of verdrietig zoals zus toen. Een beetje uitdagend en te kalm eigenlijk. Ik slik even en het lukt me om rustig zonder veel nadruk re vragen waar ze wel wil wonen.

‘Ik wil ook niet bij papa. Opa’s, oma’s of tantes wonen. Ik wil nergens wonen.’
Wil je bij jezelf wonen?
‘Ik wil nergens wonen, ook niet bij mezelf.’
Wat betekent dat?

‘Dat ik niet wil leven’.

Oef, ik slik nog maar eens. Ik weersta de neiging om het af te doen en te zeggen dat wel overgaat of dat het leven toch leuk is. Op de vraag waar ze niet wil leven, antwoord ze het niet te weten. Waar ze wel zou willen leven dan? Als ze onder het bed wijst, vraagt ik wat daar fijn is. Misschien het donker of ongezien zijn. Ik zie haar denken en ik blijf verder stil.

Gedachten die komen en mogen gaan

Gedachten gaan door me heen. Wat maakt dat ze dit zegt? Wat kan ik doen? Fijn dat ze het zegt. Ik zou willen dat ze wil leven. Komt het door India? Door de zwaarte die we soms voelen in het wennen? Maar ik laat ze allemaal weer gaan. Die gedachten hoef ik niet te geloven. Ik hoef alleen maar bij m’n meisje aan haar gevoel te zijn.

Na een hele tijd kijkt ze op. ‘Ik wil dat jij en papa niet boos doen tegen mij’. Liefje, ja, dat zou je fijn vinden he. Zou je dan willen leven? ‘Het is eigenlijk niet waar, dat ik niet wil leven’. Ik knuffel haar en vraag of hoe het kwam dat ze dat zei. Die vraag is door haar (natuurlijk) niet te beantwoorden.

Doorgronden en visueel maken

Ik pak spontaan opstellingen poppetjes en laat haar een poppetje voor zichzelf en een poppetje voor het leven kiezen. Ze kiest een enorm groot leven en zet zichzelf tegenover het leven. Ze voelt zich stevig, zegt ze. Langzaam laat ik haar meer kiezen. Papa en mama. Zelf wil ze zus, oma en haar broertje er ook bij.

Ze was bij aanvang deel van een tweeling, zagen we op de eerste echo. Het andere deel bleek een ‘vanished twin’. Maar zij heeft sterk het gevoel van verbondenheid, al vanaf heel jong. Ze is ook overtuigd dat het een broertje was. Nu moet hij dus in het veld. Dicht bij haar. Ze kiest een piepklein popje.

Tegen het einde blijkt er ‘iets’ bij het broertje te horen staan. Ze kiest er een poppetje voor.  ‘Dood, misschien’, denkt ze. Ineens raakt het beeld haar. Ze valt in tranen op bed. Ik pak haar op en samen kijken we naar het veld waar alles staat. Ik zeg dat iedereen en alles erbij hoort. Ook verdriet. Dan komt ze overeind en wil ook verdriet een plek geven, dan ook blijheid en boosheid. Ze kijkt en voelt. Ze zet zichzelf nog even anders neer, zodat ze ‘alles en iedereen kan voelen’.

Het leven staat in het laatste beeld weer tegenover het poppetje dat haarzelf representeert en is als enige onberoerd. Ze kijkt nog steeds stevig naar het leven.

Als ze de poppetjes opruimt, blijven zijzelf, broertje en het leven als laatste staan.
Dan pakt ze ook die op. Het is goed. ‘Zo is het fijn om te leven, mama’ en ze loopt naar haar stiften om verder te kleuren.

Wat er nou precies is veranderd, weet ik niet. Het gesprekje samen was fijn. Ze voelt zich gehoord met alles wat er bij haar is.

En ik? Ik ben zó gelukkig met haar.