‘Ik wil niet meer met jou in een huis wonen!! Ik wil met papa en zus bij oma gaan wonen!’

Dochter werd vorige week 5 en schreeuwt me deze woorden toe, terwijl ik in de keuken ontbijt sta te maken. Vlak ervoor negeer ik drie keer een zeurderige vraag waarom ze iets niet nu krijgt. Bij keer vier word ik boos en doe haar onaardig na.

Ik voel een onredelijke en niet situationeel gerechtvaardigde woede in me. Dat spreek ik uit naar lief, die naast me staat. Deze boosheid heeft niet met haar te maken. Het triggert iets. Een zin van vroeger komt op: ‘bang dat je iets tekort komt?!’. Het lijkt me over te nemen en het sarcasme is al uit mijn mond voordat ik het doorheb.

Dochter voelt dus terecht aan dat er iets niet klopt. Dat weet ze alleen zelf niet. Ze gaat na mijn onredelijke reactie op haar bureaustoel zitten, de knieën opgetrokken en schreeuwt bovenstaande woorden. Huilend zit ze daar. Woedend. Voelt zich onrechtvaardig behandelt.

Lief en ik kijken elkaar aan. Diepe rust in mij – tot mijn verbazing. Hij vraagt ‘doet dat geen pijn?’. En nee, ik voel geen pijn van afwijzing (en geloof me, in gevoel van afwijzing ben ik master), maar haar behoefte. Zoiets zeg ik ook, terwijl dochter nog eens gilt dat ze niet meer bij me wil wonen. Lief zegt ‘dat zijn oude woorden’.

Ik laat het ontbijt voor wat het is en loop naar mijn kleine woedende meisje, til haar in opgevouwde vorm op en neem haar op schoot op de bank. Ik vraag van tientallen dingen of ze die niet zal missen zonder mij. Op alles zegt ze met harde boze stem ‘nee!’ en dat ze dat niet meer samen wil.

Ik hou twee armen om haar en haar boosheid heen.

Dan vraag ik naar ons avondzinnetje. Een ritueeltje tussen mama en dochter sinds ze kan praten. Ik zeg dan ‘ik hou van jou de zon rond’ en zij antwoordt met allerlei mooie liefdesverklaringen. ‘ik hou van jou de wereld rond, ik hou van jou het licht rond, ik hou van jou feeën en ijsprinsessen rond, ik hou van jou de dood rond’. Geen enkele avond hebben we overgeslagen.

Nu op dit moment dat ze zoveel boosheid voelt dat ze al en half uur niets meer van me weten wil, vraag ik haar: ‘En wil je ook nooit meer samen zeggen ‘ik hou van jou de zon rond’?’. Boos reageert ze: ‘ja, alleen dat wil ik wel met jou!’. Ik glimlach. Langzaam ontspant haar afwerende lichaam. Ik leg uit dat ik de situatie eerder moeilijk vond, niet fijn reageerde en haar pijn zie. Na even slaat ze haar armen om me heen, klemt zich vast en huilt de longen uit haar lieve lijfje. Ze zegt dat ze toch met mij in huis wil wonen. We knuffelen en haar uitstraling en gedrag zijn weer zacht.

Ik verbaas me over de schoonheid van ons alledaagse ritueel van herhaald uitgesproken verbondenheid. Het raakt voorbij de razende woede. Het helpt haar herinneren dat er meer is dan die emotie en opent haar. We gaan over tot de orde van de dag.

De volgende ochtend als ik wakker wordt, staat onze vijfjarige schoonheid naast me ‘sorry mama, dat ik gister zei dat ik niet meer met jou wil wonen.’

Vrijwel elk kind heeft haar uitbarstingen. En als ouder kun je maar wat geraakt zijn, geïrriteerd of ronduit boos. Hoe verbind jij je met jezelf als je kind uitbarst? En welke dagelijkse rituelen helpen jou de verbinding met je kind te herstellen?